Week 29
Tijdens mijn zangles hebben we aandacht voor het zo optimaal en ontspannen mogelijk gebruiken van mijn nieuwe stem. Mijn stembereik is door mijn gendertransitie een stuk de laagte in geschoven, wat regelmatig zorgt voor heesheid of keelpijn omdat mijn keel en stembanden daar nog niet aan gewend zijn.
Rustig ademhalen in combinatie met mogen en kunnen spreken zoals op dit moment bij mij past, vergt wel oefening. Zo heb ik eerder nooit beseft dat als vrouwen spreken ze ‘hoog’ eindigen en mannen ‘laag’. Ook ontdekte ik in de voorgaande maanden dat ik mijn dalende stem blijkbaar onbewust omhoog gooi als ik aardig wil doen. Dat was echt een rare ontdekking, maar ‘heel normaal voor vrouwen’, zo verzekerde mijn zangcoach mij.
Ik deed online research naar ‘stem’ en vond dit:
Een hoge stem kan overkomen als kinderlijk, onzeker en betuttelend. Maar ook juist als charmant en vrouwelijk. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat mannen zich over het algemeen meer aangetrokken voelen tot vrouwen met een hogere, dan met een lagere stem. Dit kan te maken hebben met een primitief instinct voor vruchtbaarheid. Hoe hoger de stem, hoe vruchtbaarder de vrouw namelijk. Het schijnt zelfs dat vrouwen in hun vruchtbaarste dagen van de maand een klein beetje hoger praten dan normaal.
(Bron: https://stemacteren.nl/blog/wat-je-stem-over-je-zegt)
_
Voor mannen geldt het omgekeerde. Hoe lager de stem, hoe virieler en hoe aantrekkelijker voor de vrouw. Verder wordt een lage stem geassocieerd met overwicht, kracht en wijsheid – typische leiderschapskwaliteiten.
Ik ben echt nog nooit van mijn leven bezig geweest om ‘zo vruchtbaar mogelijk te klinken’ voor mannen. Ik denk wel dat ik mijn stem vaak op een hoger niveau heb laten klinken om met name mannen te beïnvloeden mij meer te zien en te horen. Bijvoorbeeld in ‘stereotiep’ mannelijke aangelegenheden, zoals de bespreking van de APK van mijn auto, in ondernemersbijeenkomsten, in overleggen met gemeenten etc.
Toen mijn stem begon met dalen, wat overigens een lang proces is zeker als je een transitie op latere leeftijd doormaakt, voelde ik vaak een soort schroom om ook daadwerkelijk lager te mogen praten.
Mijn stem begon over te slaan, als ware ik een puber. Totdat ik op een middag merkte dat ik niet meer goed volume kon creëren. Mijn oudste fietste hard bij mij vandaan in een drukke straat en ik moest heel hard roepen om haar tot stilstaan te manen. Dat lukte echt niet meer op mijn oude (vrouwelijke) manier. Wat er toen wel uitkwam was eerder een vaag barse versie van hoe ik eerder sprak.
Mensen nemen mij en mijn stem nog niet altijd waar als mannelijk. Zo was ik een paar weken geleden in een fietsenzaak omdat mijn zorgvuldig gekoesterde elektrische fiets een rare tik in het voorwiel had. Dat bleek de lager te zijn (dat zei ik al tegen de man van de fietsenwinkel bij het wegbrengen) maar toen mijn buurman mij naar de winkel bracht om de fiets op te halen, bleek de voorvork ook nog naar achteren gebogen. Alsof ik te vaak en te hard tegen stoepranden was geknald. Wat overigens niet het geval was. Dat beaamde de winkelman, de fiets zag er nog tiptop uit.
Toen ik vroeg wat er dan moest gebeuren om het op te lossen, verschoof zijn aandacht. Hij wendde zich tot mijn buurman en begonnen hem uit te leggen welke reparaties er zouden volgen en welke consequenties dat had voor de fiets en de kosten. Ik voelde mijn ergernis groeien. Niet alleen over het feit dat de winkelman mij blijkbaar toch voor vrouw aanzag, ondanks mijn toch echt lager wordende stem die blijkbaar geen overwicht had (okay, dat kan allemaal gebeuren maar toch…), maar meer nog omdat hij zijn gedrag daarop aanpaste door tegen de ‘overduidelijke-man-met-baard’ in mijn gezelschap te praten.
Ik probeerde tevergeefs zijn aandacht te trekken en zei op een gegeven moment nogal hard: “Hee, het is MIJN fiets hoor.” Waarop mijn buurman pardoes een stap naar achteren deed. Maar daar reageerde de winkelman op met: “Ik leg het aan hem uit omdat hij er neutraal naar kijkt.”
Toen fronste ik, mijn ademhaling versnelde en ik kneep letterlijk in mijn vuisten. De winkelman vroeg weer wat aan mijn buurman en die wilde antwoorden. Ik kapte mijn buurman met een bruusk handgebaar af en zei: “Stóp.” Toen antwoordde ik zelf de winkelman. Die had inmiddels door dat hij met zijn aandacht bij mij moest blijven.
Ik plande een vervolgafspraak in bij de winkel en fietste naar huis. Toen ik mijn buurman thuis zag komen, legde ik hem uit wat er bij mij gebeurd was. Hij zei dat hij het voor zijn ogen had zien gebeuren. Dat hij er wel vaker over gehoord had maar het nog nooit had meegemaakt. Dat mannen (mensen) zich in bepaalde situaties vaker tot een man wenden in plaats van tot de ‘vrouw’ (wat ik hier natuurlijk tussen aanhalingstekens zet omdat ik mijzelf zo niet identificeer).
Ik was toch blij met deze erkenning en vroeg mij tegelijkertijd af hoe deze situatie zou zijn verlopen als ik een jaar verder in mijn transitie was geweest…
Als afsluiting van dit blog deel ik een gedicht van M. Vasalis dat ik vond toen ik op zoek was naar een titel voor deze week. Het geeft voor mij wonderbaarlijk mooi de gelaagdheid van de beschreven situatie weer.
Sotto Voce
Zoveel soorten van verdriet, ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid,
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.
Uit: M. Vasalis, Vergezichten en gezichten
(Bron: https://www.vanoorschot.nl/sotto-voce)
Leave a Reply