Week 46
Ik veroorzaakte onlangs met mijn auto schade aan een andere auto. Achteruit inparkeren aan de linkerkant van de weg gaat mij altijd behoorlijk goed af. En ook nu dacht ik dat het weer vlotjes verliep, totdat ik letterlijk weerstand voelde. Ik kneep mijn ogen dicht en deed iets dat leek op het aanroepen van een hogere macht. Een paniekreactie, want ik bid anders nooit.
Te laat ook: de achterbumper van het ‘slachtoffer’ was flink bekrast.
Ik vloekte, mijn oudste vroeg wat ik zei. ‘Niets, lieverd, papa is niet zo bezig met juist spreken als ‘ie schrikt’. Aan de overbuurman die zijn auto net op diens oprit parkeerde, vroeg ik welk huisnummer bij de auto hoorde. Ik belde aan. Niemand.
In de auto op weg naar huis, maakte ik beurtelings gebruik van mentale technieken als geruststelling, omdenken en mijn onhandigheid vervloeken. Dit duurde de hele verdere middag, ik kon maar moeilijk ‘zijn’ met wat er gebeurd was en wat dat met mij deed. In mijn overlevingsreactie overwoog ik zelfs om net te doen alsof er niets was gebeurd zodat ik nergens voor op hoefde te draaien.
Thuis aangekomen maakte ik echter wel direct een briefje wat ik op de huisdeur van de autobezitter plakte met het verzoek om contact met mij op te nemen om de schade te regelen.
Pas tijdens het avondeten werd ik rustiger. Ik had elf schadevrije jaren opgebouwd. Met de kosten zou het dus wel meevallen en bovendien ‘was ik toch juist verzekerd voor dit soort dingen?’, aldus mijn partner. De hele avond hoorde ik niks van de tegenpartij. Inmiddels had ik de schade wel al gemeld bij mijn eigen verzekering.
Na een goede nachtrust, liep ik de volgende ochtend naar het dorp om boodschappen te doen. Nog voor het afrekenen, besloot ik om daarna weer langs het huis van de beschadigde auto te lopen om te kijken of het briefje nog op de deur hing. ‘Want als het er niet meer hing, zou ik het misschien wel kunnen verwijderen, zodat ik nergens voor op hoefde te draaien…’.
Enigszins opgemonterd door deze (natuurlijk uiterst bedenkelijke) gedachte ging ik op pad. Totdat mijn geweten én geheugen mijn geest een mep om zijn oren gaven. ‘Wat nou, net doen alsof er niets is gebeurd, Bay, je hebt de schade tenslotte al gemeld bij je eigen verzekeraar en wat een vreemd gedrag voor een boeddhistisch beoefenaar die zo ethisch mogelijk leven (sila) zo hoog in het vaandel heeft staan, schaam je…!!’.
Kalmte of concentratie (samadhi) vormt samen met sila (moraliteit) en pañña (wijsheid) de drie pilaren van de boeddhistische beoefening waarmee het uiteindelijke doel om zo min mogelijk schade aan jezelf of een andere te berokkenen, bereikt wordt.
Ik naderde intussen de voordeur, zag dat het briefje er nog hing en haalde het er snel af. Ik keek even om mij heen of iemand mij dat zag doen zodat ik snel weg kon ‘sneaken’. In vrijwel dezelfde seconde echter werd ik kalm en belde gedecideerd aan. Enkele ogenblikken daarna ging de voordeur al open.
‘Hoi, is die auto van jou?’.
De man staarde mij niet begrijpend aan, een kind zo oud als mijn oudste verscheen achter hem.
‘Ik heb gisteren schade gemaakt aan je auto en ik wil het graag even met je regelen’.
Ietwat uit het veld geslagen, zo kwam het op mij over, zei de man tenslotte dat hij het ‘heel fijn vond dat ik zo aardig was om dat te komen vertellen’.
Ik maakte mijn excuses voor het voorval.
We wisselden gegevens uit en later op de dag regelden we samen de administratieve rompslomp.
Naderhand vielen mij drie zaken op aan dit alles:
* Ten eerste verinnerlijkte ik mijn onhandigheid en de schade zelf zo snel dat het in mum van tijd leek alsof ik niets goed kon doen in het leven, alsof ik een mislukt persoon ben die altijd voor gedoe zorgt. En in dat gevoel bleef ik óók nog eens een paar uur lang hangen.
* Ten tweede zag ik duidelijk hoe mijn geest vanuit een overlevingsmechanisme te werk ging: schrikken —> het voorval proberen uit te wissen door net te doen alsof het niet bestaat —> daarna weer rare omweggetjes bedenken om net te doen alsof ik van niets weet —> proberen de dans te ontspringen om vervolgens die ander met de door mij veroorzaakte kosten achter te laten.
* Ten derde merkte ik al mijn onhandige mentale bewegingen gelukkig wel op en deed daarna -voor mij en de autobezitter- het enige juiste (aanbellen en uitleggen), waarmee ik actief tegen mijn geest inging die mij op het zelfde moment nog steeds vanuit de overlevingsstand liet reageren (mij aanzetten tot briefje weghalen en om mij heen kijken of iemand mij zag).
Toen ik aanbelde, werd ik rustig en die kalmte behield ik. De handeling van aanbellen zette mij als het ware weer op de juiste weg, ook al protesteerde mijn geest op dat zelfde moment ook nog heel luid en actief. De juiste weg, het goede doen bedoel ik hier dus ook niet belerend. Elk mens maakt in zo’n situatie andere keuzes die net zo valide kunnen zijn. Ik was mij van te voren wel bewust dat op de juiste weg blijven mij kalmte zou brengen die zou aanhouden. Dat weet ik uit ervaring en dat is een vrucht van mediteren en aandachtig leven. Toch lukte mij dat in eerste instantie helemaal niet, ik heb veel te veel energie verspild aan het belangrijk laten worden van mijn ego. Desondanks voel ik ook dankbaarheid voor wat ik ervoer. Het is eigenlijk prachtig dat twee tegengestelde bewegingen in je geest op hetzelfde ogenblik actief kunnen zijn waarbij je dan ook weer één van de bewegingen heel bewust kunt laten voor wat het is door je op het pad van die andere beweging te begeven.
Leave a Reply