Week 11
Twee maanden geleden ben ik gestart met zanglessen. Ooit zong ik in een kerkkoor, ik was acht of negen jaar en niet eens gelovig. Toen de dirigent mij uitkoos om ten overstaan van de hele kerkgemeenschap Ave Maria solo te zingen, ging ik in het verweer. Ik wilde niet, dat zei ik ook, maar ik moest toch. Toen verloor ik mijn plezier en gooide mijn kont tegen de krib. Ik stopte ermee.
Als kind had ik wel vaker daden van verzet. Zoals toen ik zes jaar oud was en mijn moeder mij een boerinnenpakje met carnaval aantrok. Ik vond het verschrikkelijk. Nu snap ik waarom: het was te vrouwelijk en dat voelde niet goed.
Ik had daar nog geen woorden voor maar mijn emoties schreeuwden verzet. Letterlijk. Verderop in de straat bij een een vriendje waarmee ik naar het school carnaval zou gaan, heb ik op de grond liggen krijsen. Mijn moeder was pissig, ik moest naar mijn kamer om af te koelen. Dat vond ik niet leuk maar ik kreeg wel mijn zin: ik kon dat pakje eindelijk uittrekken.
Mijn moeder heeft altijd gezongen. Toen zij stierf in juli van dit jaar realiseerde ik mij hoeveel muziek en liedjes ik ken via haar. Het leek wel alsof alle muziek mij aan haar deed denken in die laatste weken, dagen en uren. Blij maar ook melancholisch realiseerde ik mij nu pas hoe goed zij Engels sprak en begreep, terwijl ze dat nooit had geleerd op school.
‘Voor meisjes was het toen niet nodig dat ze verder leerden’, heb ik mijn hele leven gehoord. Mijn moeder zou in deze tijd een voorvechtster geweest zijn voor vrouwenrechten, een rasechte activiste. Het strijdlustige heb ik dus niet van een vreemde.
De menselijke stem wekt vertrouwen en veiligheid op bij andere mensen, we worden er rustiger van. Nu zing ik dus vaak voor mijn kinderen. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, bedankt voor alles, mam!
In de zangles van twee weken geleden opperde mijn lerares een nieuw nummer. Ik vond dat best vooruitstrevend omdat ik voor mijn gevoel het eerste lied dat we tot nu toe oefenden nog niet volledig beheerste.
Mijn perfectionistische brein heeft al heel wat te verduren gehad tijdens de eerste lessen. Het duurde een aantal weken voordat ik los kon laten dat ik niks hoef te bereiken met mijn zang. Ik doe dit om mijn creativiteit gewoon te laten zijn. Bovendien word ik heel erg vrolijk van zingen, dus wat is er belangrijker dan dat?
Ik kreeg de keuze uit twee zangers: Bill Withers en Justin Bieber. De liedjes waren voornamelijk afgestemd op mijn nog steeds lager wordende stem. Ik moest lachen. Justin Bieber, welke zichzelf respecterende volwassene zou vrijwillig een nummer van hem gaan zingen? Mijn zanglerares bleef serieus en wees me op de uitdagingen in beide songs.
Mijn innerlijke criticus, de enige menselijke stem waarvan ik helaas nooit rustig word, duwde mij vrij beslist richting Bill Withers. Totdat ik bedacht dat mijn partner zichzelf ooit in een jolig moment tot de ‘Beliebers’ rekende. Ze volgt Justin al sinds een tijd, vindt zijn muziek ‘prettig ongecompliceerd’ en is geïntrigeerd door alles wat zich rondom hem afspeelt. Dat snap ik wel. Iemand die al zo jong en zo lang in de de muziekindustrie meeloopt, wordt ook enigszins intrigerend.
Dit was dus een uitgelezen kans om thuis indruk te maken met mijn vorderende zangkunsten.
‘Ik kies Justin Bieber’ kwam er uit mijn mond.
De lerares knikte en liet mij het nummer opzoeken.
‘Love yourself’ knipperde in grote witte letters op een zwarte achtergrond.
Hierom begon zelfs mijn innerlijke criticus te glimlachen.
Dank je wel, Justin, voor deze (zelf-)compassie ‘heads up’.
Muziek maken gaat vooral ook om plezier hebben en niet over vooroordelen. Ik zal nooit meer laatdunkend over je denken.
Mooi leermoment voor deze (toch al wel enigszins) ‘ouwe’ boeddhistische punkrocker.
Leave a Reply